donderdag 16 december 2010

Taaltoets



Heerlijk dat muziekje, de begintune van Het Groot Dictee.
De tune, het derde deel van een celloconcert van Bach. 
Nee, nee, niet JS Bach, maar van Carl Philipp Emmanuel Bach.

Ik heb denk een jaar of 17 meegeschreven met dat evenement van moeilijke woorden en bizarre taalweetjes. Vanavond nu eens niet meegeschreven en spijt van. Ik had het er denk redelijk goed afgebracht. Maar dat is altijd achteraf.
Met redelijk goed denk ik iets van 20 fouten.  Natuurlijk zijn dat er zeker 10 teveel.
Maar als je in een woord als thymotische woede iets denkt aan man van 2 bijbelboeken ja, maak je zomaar 3 fouten in 1 woord.  Dan gaat het hard.

Nu zie ik dat meeschrijven als een uitdaging.  Eerst lachen als men de hele tekst gaat voorlezen, vervolgens kreunen als je mee moet schrijven.
De laatste jaren vind ik het lastig dat er twee mensen de zinnen nog eens voorlezen.
Onze Flip en de Vlaamse Martine die elk toch een eigen uitspraak hebben.
Hoor je hen het duidelijk uitspreken? Kakofonie, kakefonie of kakafonie zeggen? Is mij koeterwaals.

Over taal valt heel wat te mijmeren. Veel van de dicteewoorden zullen we nooit gebruiken.
Tenslotte willen we niet iets schrijven waarbij de lezer een woordenboek met pakken.
Toch zijn er kreten waarvan ik soms griezel.  Hun hebben schijnt tegenwoordig te mogen.
Maar als ik lees hun ze zoontje is vriendjes met me zoontje, wat een zooitje!
Het leggen en liggen blijft ook moeilijk.

Wie ben ik? Ik kreeg vroeger ook te horen van je bent dom. Verder dan een boodschappenbriefje kom je niet.
Aangezien ik die nooit schrijf , ik vergeet ze toch maar, leef ik me dan maar uit in een blog.
Zonder daar over te mijmeren. Taal,  soms is het tenhemelschreiend. 
En dat schrijf ik met een glimlach.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten